Geschiedenis

Het ontstaan van Huisduinen en Den Helder

Het dorpje Huisduinen (in de gemeente Den Helder) is het hoogstgelegen noordwestelijke deel van het vaste land in Nederland. Het gebied is al erg oud, al in de 8e eeuw werd er notitie gemaakt van het gebied ‘Husiduna’. Door het bewegende zand, stormen, springvloeden en vele eeuwen aan tijd werd Huisduinen gevormd. Soms was het een eiland, dan lag het weer aan het vaste land. In de 16e eeuw werd de Allerheiligenvloed te veel voor het kustdorpje. Maar liefst 100 van de 112 huizen verdwenen door de woeste golven in zee. Hele happen duinen werden weggeslagen waardoor het oude walvisvaardersdorp plots direct aan zee kwam te liggen. In 1610 werd daarom de Zanddijk aangelegd, van Callantsoog naar Huisduinen. Sindsdien ligt het gebied vast aan het vaste land en is er een vaste begaanbare verbinding met Den Helder.

Den Helder kwam pas op rond 1500, op hetzelfde eiland als Huisduinen. Dat werd destijds ‘die Helder buyrt’ genoemd. Ook werd er naar deze plaats verwezen met de namen ‘T Nieuwediep, Helder of Willemsoord. De officiële benaming was Helder. Maar dit bracht verwarring met de post voor het Limburgse stadje ‘Helden’ waarbij dikwijls post voor beide plaatsjes werd verwisseld. Vanuit het Rijk werd er een commissie ingesteld voor eensgezindheid in aardrijkskundige namen in Nederland. Omdat de plaatselijke bevolking zelf naar ‘Helder’ refereerde met een lidwoord: ‘den Helder’, is in 1928 de naam officieel veranderd naar Den Helder.

 

 

Oude kaart van Huisduinen

Dreiging van de Spaanse vloot

In het begin van de tachtig jarige oorlog (1568 – 1648) liggen het dorp Huisduinen en het toen nog kleinere Den Helder op het Waddeneiland Huisduinen. De vaargeulen tussen Texel en Huisduinen, het Marsdiep en het Vliet, zijn de verbindingen vanuit de Noordzee naar Amsterdam, de stad die op dat moment het het economisch- en machtscentrum van Nederland is. De Rede van Texel is een ankerplaats voor schepen aan de zuidoosthoek van Texel en is van groot belang voor de scheepvaart vanuit de Zuiderzee. De Rede van Texel wordt geregeld gebruikt door vele koopvaardij- en oorlogsschepen en is de normale verzamelplaats van ’s Lands Vloot bij het uitzeilen. In 1574 dreigt een aanval van de Spaanse vloot op Nederland en ontstaat de wens om verdedigingswerken te maken op Huisduinen en op Wieringen. In dezelfde periode werd het plan werkelijkheid en is er een schans aangelegd op Wieringen en het nu nog aanwezige Fort de Schans op Texel.

Vervolgens werd de Rede van Texel niet langer toereikend en kon de akerplaats niet afdoende vanaf de wal beveiligd worden met geschut. Daarom werd in 1781 begonnen met het omvormen van de geul “het Nieuwe Diep” aan de oostzijde van Den Helder tot oorlogshaven. In dat jaar worden ook drie kustbatterijen aangelegd, bij Barends Kribbing, Kaaphoofd en Kleine Keet. Fort de Schans wordt opnieuw bewapend.

DH Stelling

Opnieuw dreiging, het begin van de huidige Stelling Den Helder

Waar tegenwoordig Fort Oostoever ligt, word in 1791 aan het einde van het Nieuwe Diep ‘het Nieuwe Werk’ aangelegd als kiel- en werkplaats. Het heeft een vierhoekige omdijking met een schutsluis waar binnen havenwerken. Het kan worden bereikt per vaartuig, dan wel bij laag water over polderlandschap het Koegras.

Na de Bataafse Revolutie van 1795 worden de kustbatterijen Broederschap en Vrijheid bij Kijkduin en Gelijkheid bij Kleine Keet aangelegd. In 1796 wordt ter plaatse van de vroegere batterij bij Barends Kribbing de batterij de Ondeelbaarheid aangelegd en nabij de Oude Helder (het oude dorp den Helder) de batterij de Constitutie. De batterij Ondeelbaarheid is jaren later omgebouwd tot Oostbatterij, hoofdkwartier van de Stelling Den Helder in de meidagen van de 2de Wereldoorlog. Deze lag in de dijk ter hoogte van de Mosterdbrug en het nieuwe complex ‘Over het Wad’ aan de Kanaalweg. Na de oorlog plaatste de marine er het opleidingscentrum Fort NAVGIS. In 1977 is het complex gesloopt vanwege de dijkverzwaring.

Het samenstel van kustbatterijen bij Den Helder bezit als geheel geen landfront. Het ligt aan de zuidzijde praktisch open voor een vijand, wanneer deze troepen ten zuiden van Kleine Keet aan land komen. Een landfront vraagt ter verdediging meer troepen, dan toen in geval van oorlog beschikbaar zullen zijn en bovendien menen deskundigen dat ontscheping van troepen op de open kust onwaarschijnlijk is. Vandaar dat aan de landverdediging weinig aandacht besteed wordt tot daar door de volgende gebeurtenis wél groot belang aan wordt gehecht.

Begin 1799 worden de kustbatterijen Broederschap en Vrijheid en Gelijkheid opgeheven. Wanneer in dat jaar een Engelse vloot voor onze kusten kruist wordt alsnog besloten tot het toevoegen van een mortierbatterij aan de batterij de Unie en tot het aanleggen van enige aardwerken ten behoeve van een landfront, o.a. de Vijfsprong bij de huidige watertoren, welke niet tijdig meer voltooid kunnen worden.

Op 27 augustus 1799 worden de eerste Engelse troepen op de open kust ten zuiden van Kleine Keet aan land gebracht. Gezien de onverdedigbaarheid van Den Helder aan de landzijde besluit men tot ontruiming en vlucht naar het zuiden door het moerasgebied. Onze vloot trekt terug naar de Zuiderzee en capituleert. De Engelse troepen blijven een aantal maanden in de provincie, ondanks hun belofte worden de stellingen alsnog geplunderd bij hun vertrek in november 1799 waarbij de haven leeg en onbruikbaar achter gelaten werd.

Na 1799 trekt het ontbreken van een landfront toch de aandacht. In 1803 wordt om de Oude Helder een omwalling gelegd, en worden diverse andere kleinere werkjes aangelegd. Op de omdijking van het Nieuwe Werk wordt geschut geplaatst.

De jongere broer, Koning Lodewijk Napoleon bezoekt Den Helder in 1807 en is onder indruk van de mogelijkheden die de stad kan bieden. Na de inlijving bij Frankrijk in 1810 krijgt Den Helder en Texel veel aandacht van Keizer Napoleon Bonaparte. De keizer wil Den Helder tot een oorlogshaven van de 1e rang maken. Er ontstaan omvangrijke plannen. Ook Jan Blanken (1755 – 1838), Inspecteur Generaal van Waterstaat, houdt zich er mee bezig in verband met de aanleg van een marine-etablissement en van een kanaal in zuidelijke richting. In oktober 1811 bezoekt Keizer Napoleon Bonaparte Nederland en verblijft twee dagen in Den Helder. Ook hij is onder de indruk en geeft direct opdracht tot bouw van de Stelling Den Helder. Er was haast bij. Een gordel van forten rond een oorlogshaven zou van het oude vissersdorp een onneembare vesting maken in de strijd tegen Engeland.

Tussen 1811 en 1813 worden voornamelijk, geheel, of ten dele, aangelegd:

  • Fort Erfprins (Lasalle), Fort Kijkduin (Morland), Fort Dirksz Admiraal (L’Écluse), het Nieuwe Werk (Dugommier) en Fort Dufalga (nu gesloopt)
  • De meest zuidelijke sector van een omwalling van het Marine-Etablissement
  • Een verbindingsgracht tussen de forten Erfprins, Dirksz Admiraal en Oostoever
  • Op Texel wordt de Oude Schans verbeterd en een redoute en een lunette worden aangelegd.
Fort Navgis 1951

Het Noord-Hollands Kanaal

Na het vertrek van Napoleon (verslagen bij Waterloo in 1815) was de Nederlandse economie in een slechte staat. Koning Willem I (voerde bewind tussen 1814 en 1840) wilde hier snel verbetering in brengen en geeft de opdracht tot het graven van het Noordhollandsch Kanaal. Dit was nodig om het scheepsverkeer een veiligere route te bieden, hiervoor moesten zij namelijk via de Zuiderzee, die vol zandbanken lag, richting Amsterdam. Vooral bij Fort Pampus zorgde de blokkades voor veel oponthoud waardoor er bij eb soms enorme files van schepen ontstond. Bemanning werd naar de wal gestuurd waar zij hun net gekregen loon opmaakten en weer dronken aan boord kwamen. Hier komt de uitdrukking ‘voor pampus liggen’ vandaan wat letterlijk ‘niet in staat zijn te zich te bewegen’ betekent.

Om het zoute water van de Zuiderzee tegen te houden moest een dijk aangelegd worden. Vanaf 1817 wordt de polder het Koegras, ten zuiden van Den Helder bedijkt, tegelijk met de aanleg van het reeds onder Napoleon overwogen scheepvaartkanaal naar Amsterdam. In 1819 wordt het project uitgebreid en kwam de daadwerkelijke aanleg van het kanaal. De waterbouwkundige Jan Blanken kreeg de leiding. Met de bagger van het Noordhollandsch kanaal wordt een weg aangelegd naast het kanaal, nu de N9.

Het Nieuwe Werk wordt in 1824 omgewerkt tot het Fort Oostoever aan de ene zijde en Fort Westoever in 1825 aan de andere zijde van het kanaal. Dit verdedigingscomplex wordt aangelegd om de haven van Den Helder te behoeden voor aanvallen vanaf het water. Na de opening van het Noord-Hollands Kanaal wordt langs de verbindingsgracht een wal gelegd.

 

Scannen0002

Tot 1914 blijft men in het vissersdorpje Helder verbeteringen aanbrengen. Zoals versterkingen bij de verdedigingswerken en voorzieningen in het gebruik nemen van nieuw geschut aan de kust. Dit was met name nodig wanneer men in 1870 ‘getrokken achterlaadgeschut’ van 24 cm wordt opgesteld. Deze vernieuwde kanonnen zijn de vervangers van de ‘oude voorladers’ van 36 pond. De nieuwe kanonnen konden veel sneller laden en vuren.

Door de vele spanningen in Europa wordt in Nederland in 1874 de Vestingwet aangenomen. Deze wet regelde de verdediging van het land tegen vijandelijke aanvallen. Letterlijk betekent het dat elk bestaand fort en stelling wordt versterkt en er nieuwe werken worden gebouw zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie en, er wordt besloten tot aanleg van de Stelling van Amsterdam.
Voor Den Helder betekende dit de bouw van het kustpantserfort fort op de Harssens, de bouw start in 1879 en gereed in 1882. Op Texel verliezen de militaire werken hun betekenis.
Nederland werd volgens de andere Europese landen een ‘haast oninneembare vesting’ en kwam neutraal, maar niet zonder gevolgen, de Eerste Wereldoorlog door. De militaire werken van het land waren bestand.

Tijdens het Interbellum, de periode tussen de twee wereldoorlogen, worden diverse luchtdoelbatterijen en kustbatterijen aangelegd in Den Helder en op Texel als onderdeel van de Stelling Den Helder.

Dit heeft te maken met een nieuwe wijze van verdediging dankzij het fenomeen “indirect vuur” en dat leidt tot het verspreiden van verdedigingsposities met een centrale aansturing.

Onder andere de batterijen Begraafplaats en Helsdiep worden als luchtdoelbatterij en de batterijen Zandijk,  Duinrand-Noord en Den Hoorn op Texel worden als kustbatterij aangelegd.

Vlak voor het uitbreken van de 2de wereldoorlog besloeg de Stelling Den Helder het complete Waddengebied, inclusief de eilanden en de Afsluitdijk en dus het verdedigingswerk Kornwerderzand.

Tijdens de 2de wereldoorlog wordt Den Helder door de bezetter uitgeroepen als Verteidigungsbereich en worden er in 1942 luchtdoelbatterijen gebouwd op o.a. Fort Dirksz Admiraal en Fort Erfrpins en de Mok op Texel. Langs de kust worden diverse kustbatterijen gebouwd, die nagenoeg allemaal verdwenen zijn vanwege de dijkverzwaring. Alleen bij strandslag de Zandloper staat nog een dubbele geschutsopstelling van het type M219, geschikt voor het plaatsen van het secundaire geschut van het slagschip de Gneisenau.

Dwars door Julianadorp werd een zuidelijke verdedigingslinie aangelegd compleet met tankvallen

In de Grafelijkheidsduinen is nog aanwezig een zg. FLAKGRUKO, het centrale luchtverdediging complex van het Verteidigungsbereich Den Helder in de oorlogsjaren.

In 1958 wordt de Stelling Den Helder als militair vestingwerk opgeheven.

Alleen tijdens de Koude Oorlogsperiode wordt nog eenmaal een bomvrij object gebouwd en wel het Navigatiestation Noord in de Koegraspolder in 1950 . Onderdeel van een centraal luchtverdedigingssysteem in Nederland. Na overdracht aan de Koninklijke Marine is het object nog jaren lang in gebruik geweest als marinehoofdkwartier.

Sinds 1989 beijverd de Stichting Stelling Den Helder zich voor het behoud, herstel en opnieuw in gebruik nemen van deze militaire objecten.

Daar zijn al veel stappen in gemaakt.

De eerste was de renovatie en in gebruik nemen van Fort Kijkduin en het uiteindelijke herstel in 2015

In de afgelopen periode van meer dan 25 jaar is er heel veel bereikt en kun je stellen dat de Stelling Den Helder uniek is in Nederland met heel bijzonder objecten, die grotendeels bezocht kunnen worden en een zichtbaar geschiedenisboek vormen van de ontwikkeling van militaire en landschappelijke ontwikkelingen.